Asser rapport experimenten met gedoogde teelt voor coffeeshops
Experimenten met het gedogen van teelt van cannabis ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops
In december 2005 heeft het T.M.C. Asser Instituut in opdracht van het Ministerie voor Binnenlandse zaken met een rapport van 25 pagina’s geconcludeerd dat de twee onderzochte relevante VN-verdragen en het toepasselijke recht van de Europese Unie geen ruimte bieden voor het toestaan van de teelt van cannabis ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops. De te onderzoeken vraag werd daarbij als volgt omschreven:
‘Bestaat er internationaal rechtelijk ruimte, en, zo ja, welke, voor het toestaan van een experiment met het gedogen van de teelt van cannabis ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops’?
Daarbij wordt het begrip ‘internationaal recht’ opgevat als betrekking hebbend op zowel internationaal publiekrecht als het recht van de Europese Unie. Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag naar zijn de volgende twee verdragen het meest relevant:
Enkelvoudig Verdrag inzake Verdovende Middelen (1961), zoals gewijzigd bij Protocol van 1972 (hierna “Enkelvoudig Verdrag”); en Verdrag tegen Sluikhandel in Verdovende Middelen en Psychotrope Stoffen (1988) (hierna “Verdrag tegen Sluikhandel”).
Het doel van het Enkelvoudig Verdrag is het verzekeren van de beschikbaarheid van verdovende middelen voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden, tevens het misbruik van en verslaving aan verdovende middelen voorkomen en bestrijden. Het doel van het Verdrag tegen Sluikhandel is het aanvullen en versterken van het Enkelvoudig Verdrag. Onder de VN-verdragen is de toegestane teelt van cannabis beperkt tot geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden. Het functioneren van het Bureau Medicinale Cannabis is in overeenstemming met deze doeleinden. Dat geldt ook voor het verstrekken van medisch voorschrift heroïne aan heroïneverslaafden. Het gedogen van de teelt van cannabis ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops valt daarentegen buiten deze doelstellingen, omdat coffeeshops een commerciële sector vormen. Het gedogen van de teelt van cannabis ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops impliceert meerdere handelingen die niet zijn gericht op geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden.
Nederland heeft bij het Verdrag tegen Sluikhandel een door de mede-Verdragspartijen niet aangevochten voorbehoud gemaakt waaronder tot dusver het gevoerde beleid ten aanzien van coffeeshops en bezit van kleine hoeveelheden voor persoonlijk gebruik zijn gebracht. Bij een experiment inzake teelt ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops zou het gaan om een aanzienlijk ruimere vorm van gedogen. Het unilateraal brengen van een dergelijk gedoogbeleid onder dit voorbehoud kan redelijkerwijs niet worden aangemerkt als het te goeder trouw naleven en interpreteren van bestaande verdragen.
Reflectie – In documentaire ‘De achterdeur’ door Fresh TV uit 2012 stelt prof. Jan Brouwer uit Groningen dat het ‘een publiek geheim is’ dat de onderzoeksvraag van het Asser Instituut vanwege eerdere ongewenste resultaten over het legaliseren van de teelt werd aangepast zodat er een politiek gewenst antwoord werd gegeven, waarbij een uitbreiding naar ook de teelt gedogen niet zou kunnen.
T.M.C Asser Instituut, 2005 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24077-175-b1