Nationaal beleid
De Opiumwet is de officiële wet waar het drugsbeleid onder valt. In deze wet wordt sinds 1976 onderscheid gemaakt tussen harddrugs (lijst I, artikel 2 en 10) en softdrugs (lijst II, artikel 3 en 11). In beide gevallen is het in beginsel verboden om middelen die op de lijst staan:
- binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen (smokkelen);
- te telen, te bereiden, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
- aanwezig te hebben;
- te vervaardigen.
Het gedoogbeleid is echter niet opgenomen in de Opiumwet, wat voor enige verwarring kan zorgen. Het gedoogbeleid dat gehanteerd wordt door de overheid is te vinden in de zogenaamde Aanwijzing Opiumwet. Dit zijn een serie beleidsregels met betrekking tot het opsporen en vervolgen van de strafbare feiten vermeld in de Opiumwet.
Gedoogbeleid cannabis en coffeeshops - Omdat softdrugs minder schadelijk zijn voor de gezondheid dan harddrugs, gelden hiervoor soms andere regels. Wiet en hasj (cannabis) zijn soft drugs. Coffeeshops kunnen onder strenge voorwaarden wiet en hasj verkopen. Zij worden daarvoor niet strafrechtelijk vervolgd. Dit is de essentie van het gedoogbeleid. Ook vervolgt het Openbaar Ministerie personen niet als zij kleine hoeveelheden softdrugs bezitten. Het gaat hier om: maximaal 5 gram cannabis (wiet, hasj); maximaal 5 hennepplanten.