An economic perspective on the legalisation debate: the dutch case
Legalisering van cannabis levert de Nederlandse staat jaarlijks 850 miljoen euro op. Dat blijkt uit onderzoek van econoom Martijn Boermans van de Hogeschool Utrecht (22-10-2010, Amsterdam Law Review). Eerder al berekende een ambtelijke werkgroep van het ministerie van financiën dat legalisering van cannabis 443 miljoen per jaar op zou leveren. “Die hebben nogal zuinigjes gerekend”, aldus Boermans. Hij ziet een kentering in het denken over legalisering. “Door de crisis is dit in Amerika ineens bespreekbaar geworden. Er moet nu zoveel bezuinigd worden dat de hele morele discussie ondergeschikt raakt aan rationele economische motieven. Het gebruik van softdrugs is zo ingeburgerd en het verbieden van softdrugs is in Nederland volledig mislukt. Over twintig jaar zijn ze hier gewoon legaal. Daar durf ik mijn hand voor in het vuur te steken. Het is jammer dat dit mogelijk in de VS eerder gaat gebeuren dan bij ons.”
Boermans keek bij zijn onderzoek naar een coherent softdrugsbeleid naar de economische krachten binnen de drugsmarkt, naar de prijselasticiteit en factoren als de bijkomende maatschappelijke kosten door consumptie, zoals ziekten en verslavingen bij tabak, waarbij de consumptie van cannabis binnen het Nederlandse drugsbeleid dus wel is toegestaan en consumenten over het algemeen niet bang hoeven zijn voor vervolging (red: behalve bij rijden onder invloed). Over het algemeen is de veronderstelling bij de economische kant van de drugsmarkt dat het verbod de consument schaadt de consument en de winstmarge aan de producenten overlaat. Strengere straffen geven daarbij een ongewenst neveneffect; de grootste producenten blijven over en pakken de meeste winsten. Het drugsverbod veroorzaakt een stijging de aanbodcurve, terwijl het verbod nauwelijks effect heeft op de vraag.
Bij een legale markt verliezen producenten hun winstmarge doordat prijsniveaus door concurrentie naar beneden gaan. Om een eventuele stijging in consumptie bij lagere prijzen tegen te kunnen gaan kan de overheid een belastingsysteem instellen, waardoor prijzen stijgen en heffingen gebaseerd op consumptie mogelijk zijn en de overheid inkomen krijgt en handhavingskosten bespaard, waarbij in vergelijking met verboden de consument beter af is en producenten niet kunnen profiteren. Voor Nederland zou dat 850 miljoen euro belastingopbrengsten betekenen berekende Boermans. Dat legalisering tot meer consumptie zou leiden hoeven we ons geen zorgen om te maken vindt Boermans omdat cannabis al lang en breed beschikbaar is en het prijsniveau vrij constant is. Regulering en belastingheffing kunnen de consumptie ‘verzachten’ door prijseffecten door belastingheffing, waarbij echter wel de belangrijkste uitgangspunten van het Nederlandse drugsbeleid behouden kunnen blijven onder legalisering (vier uitgangspunten volgens Boermans: gebruik voorkomen en behandeling aanbieden, schade voor gebruikers tegengaan, voorkomen openbare orde problemen en drugshandel tegengaan).
Reflectie - Boermans heeft met zijn analyse aangetoond dat legalisering het de maatschappij en de consument van softdrugs meer oplevert dan onder een gedoogbeleid dan onder een verbodsregime. Hij heeft op het gebied van belastingheffing echter niet gekeken naar de Europese jurisprudentie, waarbij het heffen van omzetbelasting in feite niet mogelijk is, zoals dat wel in Amerika het geval is. Ook heeft hij het heffen van belasting op THC genoemd om het effect van overconsumptie tegen te gaan en bijkomende maatschappelijke kosten te kunnen dekken. Deze analyse kan zeker relevant zijn bij het heffen van een soort van verbruiksbelasting op cannabis onder een gereguleerde cannabisproductie setting.
Martijn Boermans, Amsterdam Law review, 2010